Autisme: Wat de feiten en het nieuwste onderzoek zeggen
Autisme is een ontwikkelingsstoornis. Het is ook bekend als autismespectrumstoornis, het is een levenslange aandoening die niet te genezen is en die het vermogen van een kind om te communiceren en te socialiseren met de wereld om hen heen beïnvloedt. De meeste symptomen treden op in de eerste twee levensjaren van het kind, maar de eerste waarschuwingssignalen kunnen al na 6 maanden zichtbaar worden. De ernst van de aandoening verschilt van kind tot kind, maar iedereen heeft dezelfde kenmerken die kenmerkend zijn voor autisme. Vroege herkenning en interventie kunnen een kind helpen om vaardigheden voor de toekomst te ontwikkelen, maar als er te lang niet wordt ingegrepen, wordt het moeilijk voor het kind en zijn ouders om zelf met de aandoening om te gaan.
Rond zes maanden vertonen kinderen die autisme ontwikkelen geen tekenen van glimlachen en andere warme uitdrukkingen. Rond 9 maanden vertonen baby’s geen tekenen van communicatie, zoals het reageren op geluiden en gebaren. Als ze een jaar oud zijn, reageren ze niet op hun namen, brabbelen ze niet en gebruiken ze ook geen gebaren zoals wijzen, zwaaien en uitreiken. Tegen de tijd dat ze 16 maanden oud zijn, kunnen ze nog steeds geen woorden zeggen en doen ze geen enkele poging om te praten. Tegen de tijd dat ze twee jaar oud zijn, kunnen kinderen zelf nog geen zinnen van twee woorden vormen en hebben ze de neiging om te herhalen of na te bootsen wat ze om zich heen horen.
Naarmate kinderen ouder worden, nemen de symptomen van autisme toe en worden ze duidelijker voor hun ouders en leeftijdsgenoten. De zich ontwikkelende symptomen kunnen worden onderverdeeld in 4 categorieën – sociale problemen, spraak- en taalproblemen, non-verbale communicatieproblemen en tekenen van inflexibiliteit. Veel autistische kinderen hebben ook repetitief en beperkt gedrag.
Sociale problemen omvatten
- Wordt liever niet aangeraakt, geknuffeld of vastgehouden.
- Doet niet alsof, gaat niet met andere kinderen om en gebruikt speelgoed niet op creatieve manieren.
- Heeft moeite om gevoelens te begrijpen of erover te praten.
- Lijkt afstandelijk en zich niet bewust van andere mensen en zijn omgeving.
- Lijkt niet te horen wanneer andere mensen tegen hem praten.
- Deelt geen dingen met andere mensen.
Taal- en spraakproblemen omvatten
- Heeft moeite met het communiceren van behoeften of verlangens.
- Reageert op vragen door ze te herhalen in plaats van ernaar te luisteren.
- Begrijpt eenvoudige uitspraken, aanwijzingen en vragen niet.
- Spreekt op een abnormale toonhoogte of met een vreemd ritme.
- Gebruikt taal onjuist of verwijst naar zichzelf in de derde persoon.
- Herhaalt steeds dezelfde woorden of zinnen zonder de bedoeling om te communiceren.
- Ondertonen in taal zoals ironie, humor en sarcasme niet begrijpt.
Non-verbale communicatieproblemen omvatten
- Gebruikt gezichtsuitdrukkingen die niet overeenkomen met wat hij zegt.
- Maakt zeer weinig gebaren en kan star en robotachtig overkomen.
- Onhandigheid, abnormale houding of excentrieke bewegingen, zoals alleen op de tenen lopen.
- Vermijdt oogcontact.
- Begrijpt de gezichtsuitdrukkingen, de toon van de stem en de gebaren van anderen niet.
- Reageert niet op pogingen van anderen om zijn aandacht te trekken.
- Reageert ongewoon op beelden, geuren en geluiden.
Tekenen van inflexibiliteit
- Moet een strakke routine volgen.
- Kan hard reageren als de routine verandert.
- Preoccupatie met een beperkt onderwerp, vaak met getallen en symbolen.
- Kijkt langdurig naar bewegende voorwerpen of concentreert zich op slechts één deel van een voorwerp.
- Herhaalt steeds dezelfde handelingen.
Enkele van de zich herhalende gedragingen zijn voortdurend wapperen met hun handen, hun vingers likken, met hun hoofd tegen voorwerpen bonken, rondjes draaien, heen en weer schommelen, vingers voor hun ogen bewegen en op hun oren tikken.
Wat studies en onderzoek zeggen
Tot voor kort werd gedacht dat autisme volledig genetisch bepaald was, maar toenemend onderzoek toont aan dat omgevingsfactoren en externe factoren ook een rol spelen bij de ontwikkeling ervan. Bovendien lijkt de prenatale omgeving ook een belangrijke factor te zijn die kan leiden tot autisme. Vervuilende stoffen zoals zware metalen en pesticiden tijdens de zwangerschap en infecties bij de moeder tijdens de zwangerschap verhogen ook de risicofactoren. Sommige onderzoeken hebben aangetoond dat zwangere vrouwen die antidepressiva slikken tijdens het eerste trimester van hun zwangerschap correleren met de geboorte van autistische kinderen.
Nieuw onderzoek heeft aangetoond dat autistische kinderen aanzienlijk grotere hersenen en een groter hersenvolume hebben tijdens de kindertijd, wat werd waargenomen door middel van MRI-beeldvorming tijdens de ontwikkeling van een kind. Een studie stelde verder dat dit soort hersenactiviteit onderzoekers zou kunnen helpen voorspellen of een kind met een hoog risico in de toekomst daadwerkelijk autisme zal ontwikkelen. Een groep van 148 kinderen werd gekozen op basis van hun risicofactor. Degenen die een broer of zus met autisme hadden, waardoor het kind meer kans had om zelf autisme te ontwikkelen, en degenen die geen geschiedenis van autisme in hun familie hadden. De onderzoekers waren in staat om vrij nauwkeurig te voorspellen wie uiteindelijk op 2-jarige leeftijd tekenen van autisme zou vertonen. Hoewel dit onderzoek zijn beperkingen had, is het een eerste stap om te voorspellen hoe autisme kan ontstaan en welke factoren betrokken kunnen zijn bij de ontwikkeling van de aandoening. Aangezien onderzoek van vitaal belang is om te begrijpen hoe sommige aandoeningen werken, is dit een stap in de goede richting.